In het proces naar volwassenheid ontwikkelen kinderen hun zelfsturing. Bij zelfsturing hoort hulp durven en kunnen vragen als je er zelf niet uitkomt. De focus kunnen leggen op een doel en haalbare plannen maken om daar te komen. Het gaat over verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leerproces en het resultaat. Niet alle kinderen ontwikkelen zich leeftijds-adequaat op het gebied van zelfsturing. Zelfinzicht, motivatie en de ontwikkeling van executieve functies hebben invloed op zelfsturing. 

 

Executieve functies

Executieve functies zijn eigenschappen van de hersenen die mensen nodig hebben om taken uit te voeren. De meeste mensen beschikken over een aantal sterke- en een aantal zwakke executieve functies. De ontwikkeling van de executieve functies heeft veel invloed op het functioneren (en de prestaties) van mensen. Peg en Dawson hebben onderstaande executieve functies gedefinieerd: 

response Inhibitie - impulscontrole

Response inhibitie is het vermogen om na te denken voordat je iets doet. Ook wel 'impuls-controle' genoemd. Als een kind (of volwassene) erin slaagt de neiging te weerstaan om meteen iets te zeggen of te doen dan heeft het de tijd om een oordeel te vormen over de situatie en de invloed daarvan op zijn of haar gedrag en/of de invloed van dit gedrag op de situatie. 

Werkgeheugen

De vaardigheid om informatie in het geheugen te houden bij het uitvoeren van complexe taken. Daarbij gaat het erom eerder geleerde vaardigheden of ervaringen toe te passen in een actuele of toekomstige situatie 

Bijvoorbeeld: Een jong kind kan aanwijzingen van een of twee stappen onthouden en opvolgen. Een kind uit de bovenbouw onthoudt wat verschillende leraren van hem of haar verwachten. 

Emotieregulatie

Het vermogen om emoties te reguleren om doelen te realiseren, taken te voltooien of gedrag te controleren. Bijvoorbeeld: Een jong kind dat deze vaardigheid beheerst kan zich binnen korte tijd van een teleurstelling herstellen. Een jongere weet hoe hij zijn zenuwen voor een wedstrijd of een toets moet beheersen om vervolgens goed te presteren. 

Volgehouden aandacht

De vaardigheid om aandacht te blijven schenken aan waar je mee bezig bent of een situatie. Ondanks afleiding, vermoeidheid of verveling. Bijvoorbeeld: Een jong kind kan een kwarweitje van vijf minuten voltooien zonder enig toezicht. Een jongere kan met korte pauzes een tot twee uur vol aandacht aan zijn (huis)werk opdrachten werken. 

Taakinitiatie

Dit is het vermogen om zonder dralen aan een taak te beginnen, op tijd en op een efficiënte wijze. Een kind met een goede taakinitiatie kan na de uitleg zelf starten met de opdracht. Een jongere wacht niet tot op het laatste moment om met een opdracht te beginnen. 

Planning/prioritering

De vaardigheid om een plan te maken om een doel te bereiken of een taak te voltooien. het gaat er daarbij ook om dat het kind in staat is beslissingen te nemen over wat belangrijk en niet belangrijk is. 

Bijvoorbeeld: Een jong kind an onder enige begeleiding bedenken hoe het een conflict tussen leeftijdsgenootjes kan oplossen. Een jongere kan een plan opstellen om een vakantiebaan te krijgen. 

Organisatie

Het vermogen om systemen te ontwikkelen en te onderhouden om op de hoogte te blijven van informatie of benodigde materialen. Bijvoorbeeld:Een jong kind kan na aansporing speelgoed op de juiste plek terugleggen. Een jongere kan de spullen voor een sport of andere hobby ordenen en lokaliseren. 

Timemanagement

De vaardigheid om in te schatten hoeveel tijd je hebt, hoe je deze het beste kunt verdelen en hoe je een deadline moet halen. Het besef dat tijd belangrijk is. Bijvoorbeeld: een jong kind kan een kort taak binnen de door een volwassene aangegeven (redelijke) tijdslimiet voltooien. een jongere kan een schema opstellen om bepaalde deadlines te halen. 

Doelgericht gedrag

Het vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door tegengestelde belangen. Bijvoorbeeld: een kind uit groep 5 kan tot de pauze doorwerken aan een taak. Een jongere kan gedurende een langere periode geld verdienen en dit sparen om iets belangrijks te kopen. 

Flexibiliteit

De vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen, zich nieuwe informatie aandient of er fouten gemaakt worden. Het gaat hierbij om aanpassing aan veranderende omstandigheden. Bijvoorbeeld: een jong kind kan zich zonder al te veel problemen aanpassen aan een verandering in de plannen. Een jongere accepteert een alternatief. Bijvoorbeeld een andere taak als de eerste keuze niet mogelijk is. 

Metacognitie

Het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt. Het gaat hierbij om zelfmonitoring en zelfevaluatie. Bijvoorbeeld: een jong kind kan zijn gedrag veranderen als reactie op de feedback van een volwassene. Een jongere kan zijn prestaties evalueren en deze verbeteren door anderen te observeren die meer ervaring hebben.