Wat wil je?

Motivatie is bij iedereen aanwezig. Hoe het zich richt is vaak een reactie op de omgeving (Mc Nabb). Iemand kan gemotiveerd zijn om ergens een succes van te maken maar de motivatie kan ook zijn dat iemand zich wil indekken tegen mislukken.

Als ouder wil je waarschijnlijk dat je kind gemotiveerd is om te leren en nieuwe uitdagingen aan te gaan. We zien echter dat motivatie bij hoogbegaafde kinderen best vaak niet gericht is op leren en uitdagingen aangaan. Hier wordt het kind zelf en jij als ouder meestal niet gelukkiger van.


Er is wat aan te doen

Dat kinderen ongemotiveerd zijn om te leren en hierdoor niet tot leren komen kan bekeken worden vanuit een aantal factoren. We kunnen ze helpen door het proces van denken en werken met ze te bespreken en niet alleen te focussen op cijfers en prestaties. Door als kind of jongere te onderzoeken waarom je iets doet en wat je drijfveren zijn kan je meer grip krijgen op je eigen motivatie. Samen kunnen we ervoor zorgen dat je/je kind uitdagingen aan wil gaan, leert doorzetten en hierdoor zich goed kan ontwikkelen en zich beter gaat voelen.

Hieronder vindt je meer informatie over de verschillende factoren die een rol spelen bij motivatie. 

Bij motivatie spelen zowel 'mindset', 'locus of control' als 'attributie' een rol. 

Mindset

Mindset gaat over of je denkt dat je iets gewoon kan of niet. Omdat veel nieuwe dingen een hoogbegaafde goed af gaan is er een reëel risico dat een kind leert dat je niet hoeft te oefenen om ergens goed in te worden. Hierdoor kan een gebrekkig zelfinzicht ontstaan. Kinderen en jongeren met een gebrekkig zelfinzicht denken bijvoorbeeld: ' ik kan dat nu eenmaal niet' of 'ik heb gewoon een slecht geheugen'. Ze geven of aan dat ze het niet kunnen of dat ze het vergeten zijn. 

Locus of control

De locus of control zegt iets over de invloed die iemand denkt te hebben op het eigen leven en op eigen ontwikkeling en prestaties. Heb je invloed of overkomen dingen je?

Iemand met een interne locus of control gelooft dat hij zijn eigen leven bepaalt. Iemand met een externe locus of control gelooft dat zijn leven bepaald wordt door zijn omgeving, het lot, toeval of andere mensen en/of god. Bij een externe locus of control is er onvoldoende koppeling tussen eigen inspanning en resultaat. Er wordt bijvoorbeeld gewacht 'tot ik zin heb'; ik doe het morgen wel. Uitstelgedrag. Kinderen en jongeren met deze afhankelijkheid grijpen naar excuses en soms ook leugens die buiten hun eigen cirkel van invloed liggen. Op deze manier kunnen ze steeds verder weg raken raken van zelfkennis en zelfvertrouwen.

Een kind waarvoor altijd alle geregeld wordt kan een externe locus of control ontwikkelen. Hierdoor zal deze minder bereid zijn om zich in te zetten om iets te bereiken omdat hij of zij er toch geen of weinig invloed op denkt te hebben. Terecht of onterecht. Om het gevoel te krijgen dat je ergens invloed op hebt is het nodig dat je verantwoordelijkheid krijgt en leert dragen. En dan mag het ook misgaan; daar leer je van.

Attributie

De attributietheorie gaat over welke relatie kinderen/jongeren zien tussen eigen inspanning en het resultaat. Wat zorgde voor succes of wat zorgde voor falen? In- of externe attributie heeft invloed hoe een kind omgaat met een mislukking. Kan deze omgebogen worden tot een leerervaring of verliest het kind de moed? Doorzetten of opgeven?

Interne attributie

Bij interne attributie denkt het kind dat het succes of falen komt door iets wat hij of zij zelf gedaan heeft. Het kind zegt eigenlijk:   dit is mijn eigen prestatie. Dit is het gevolg van mijn eigen handelen. 

Externe attributie

Bij externe attributie denkt het kind dat  het succes of falen door iets komt buiten de eigen invloed. Het kind zegt eigenlijk: ik kon er niets aan doen. Bij externe attributie speelt er angst voor verantwoordelijkheid. Kinderen en jongeren met deze angst vertonen vluchtgedrag. Ze kiezen steeds voor de makkelijke weg omdat ze op zoek zijn naar een zorgeloos leven. Ze hebben geen grip op hun emoties, vermijden zelfinzicht en geven de schuld aan de omstandigheden of anderen,.

Om de relatie te leren zien tussen eigen inspanning en resultaat (interne attributie)  is het nodig dat er wrijving ontstaat - er moet echt inspanning geleverd worden. Als er te weinig inspanning geleverd hoeft te worden - doordat de uitdaging niet groot genoeg is= dan kan de interne attributie zich niet goed ontwikkelen.